Okwera na 17 jaar eindelijk herenigd met zijn familie
27/01/2021 21:19
Het was 7 maart 2004. Tingira Irumba, de verbindingsofficier van het leger, belde mij al vroeg in de ochtend op. Er was een kind gevonden op 10 km van de plaats waar de dag voordien hevige gevechten met de rebellen hadden plaats gevonden, meldde hij.
“Hij moet gescheiden zijn geraakt van zijn moeder en de hele nacht op z’n eentje door de bush hebben gelopen tot hij onze legerpost bereikte,” zei de officier.
Bij aankomst in de kazerne vond ik een haveloze, angstige jongen. Ik schatte hem vier, maximum vijf jaar. Via een tolk probeerde ik te achterhalen hoe hij heette, waar zijn moeder was en wat er met haar was gebeurd. Maar hij staarde mij aan met een wazige, dode blik.
Van de andere ex-kindsoldaten in ons opvangcentrum vernam ik dat hij Ronald Okwera heette, zoon van de door het Internationaal Strafhof gezochte rebellenleider Raska Lukwiya. Maar er was veel verwarring over de identiteit en afkomst van zijn moeder. We wisten alleen dat ze Nighty heette.
Er werd aangenomen dat Nighty die dag in maart was omgekomen op het strijdveld. Volgens de Acholi traditie moest de jongen nu worden herenigd met de familie van zijn vader. Maar dat bleek onmogelijk. Pader lag midden in het oorlogsgebied. De weg erheen werd gecontroleerd door de rebellen, die alle voertuigen aanvielen.
Er moest dus gezocht worden naar de nabestaanden van zijn moeder. De zoektocht duurde bijna twee jaar. Okwera verbleef al die tijd in ons opvangcentrum, waar hij het gezelschap kreeg van twee andere verdwaalde kinderen, Ali en Lukwiya, die – gezien ze dezelfde vader hadden – halfbroers bleken te zijn.
De drie musketiers, noemden we hen. Ze werden door iedereen vertroeteld. Okwera zat meestal bij mij op schoot als ik ‘s avonds mijn rapporten schreef. Zijn oogjes lichtten op telkens ik de muziek aanzette. Hij kon uren gefascineerd staren naar de figuurtjes die ritmisch dansten op mijn computerscherm.
Veel later realiseerde ik mij dat de drie musketiers ons jarenlang hebben beschermd. Omdat ze kinderen waren van de rebellenleider, werd ons opvangcentrum nooit aangevallen, vertelden commandanten die zich hadden overgegeven.
Op een dag eind 2005 meldde onze opsporingsploeg dat ze een oom van Okwera hadden gevonden. De volgende dag gingen we er met z’n allen heen. We stopten aan een openluchtgarage vol autowrakken in een voorwijk van Gulu.
“We zijn op zoek naar de oom van Okwera, de zoon van Nighty,” zei ik tegen de man die mij was aangewezen. Hij keek mij argwanend aan. “Hij is net die kant opgegaan,” wees hij in de verte. Ik speelde het spel mee. “Als hij terugkeert, zeg hem dan dat Okwera in het Rachele opvangcentrum in Lira verblijft.”
Enkele dagen later maakte Okwera’s grootmoeder haar opwachting in het centrum. Het was een ontroerende hereniging. Ze omhelsde Okwera en wiegde hem in haar armen. Okwera lachtte gelukzalig. Hij had eindelijk een thuis gevonden, dachten we.
We schreven hem in als intern in Gulu Public School en de vzw betaalde zijn schoolgeld. Maar het tweede trimester kwam hij niet opdagen op school. Toen ik Okwera opzocht bij zijn grootmoeder, voelde ik dat er iets niet klopte. De oude vrouw was dronken en erg aggressief. Rond de hut zaten meer dan tien andere kinderen, naakt, ongewassen en met gezwollen buikjes.
Met lede ogen moesten we toezien hoe Okwera elke vakantie naar dit gezin trok, en als wrak het volgende trimester terugkeerde, zijn matras en andere bezittingen gestolen. Hij werd steeds zwijgzamer, zijn blik steeds treuriger. Hij kreeg uitslag over zijn hele lichaam. Zijn resultaten waren slecht zodat hij vaak zijn jaar moest overdoen.
Gelukkig ontfermde de onderdirectrice van de school, Betty, zich over de jongen. Toen we ontdekten dat de grootmoeder was overleden en Okwera een straatjongen was geworden, stelde Betty voor hem tijdens de vakanties op te vangen. De vzw betaalde alle kosten die dat met zich meebracht.
Okwera herleefde bij Betty. Hij voelde zich eindelijk opgenomen in een normaal en liefdevol gezin. Zijn ogen schitterden weer en zijn punten op school verbeterden navenant.
Maar toen kwam er een nieuwe, onverwachte wending. In 2017 werd ik gecontacteerd door Evelyn Amony, de moeder van twee kinderen in ons sponsoringprogramma. Evelyn, die zelf ontvoerd en verkracht was, leidde het Women’s Advocacy Network, een organisatie die de familieleden opspoort van kinderen geboren in het rebellenleger.
“Okwera’s moeder leeft!” zei ze. “Ze is vorig jaar teruggekeerd uit het rebellenleger, samen met haar drie andere kinderen, en is op zoek naar haar oudste zoon.” Een DNA test bevestigde later dat het inderdaad om moeder en zoon ging. Ik besefte dat we Okwera hadden herenigd met de verkeerde familie.
Niet alleen had Okwera een moeder, hij had ook twee jongere broers en een zus. De vzw nam de drie kinderen op in het sponsoringprogramma en betaalt sindsdien hun schoolgeld.
De tijd was aangebroken om Okwera te herenigen met zijn echte familie. Maar alle voorbereidende vergaderingen die Evelyn organiseerde in aanwezigheid van de locale autoriteiten faalden.
Okwera weigerde zijn moeder, broers en zus te erkennen. Hij had het naar zijn zin in zijn fostergezin en wou er niet meer weg. Intussen had hij de lagere school beeindigd en volgde hij een technische opleiding als bouwvakker. Het feit dat zijn moeder intussen was hertrouwd en zijn stiefvader niet happig was om Okwera erbij te nemen, bemoeilijkte de situatie.
Alles veranderde toen Betty een baan kreeg bij de oliemaatschappij Total in Hoima, ver weg van huis. Ze kon niet langer voor Okwera zorgen. Haar man zag de intussen 20-jarige jongeman als een bedreiging voor zijn opgroeiende dochters. Dat werd nog nijpender toen in maart 2020 de scholen sloten omwille van corona.
Hij werkte weliswaar sporadisch op een bouwwerf en stond een deel van zijn loon af aan zijn fostergezin. Maar de druk nam toe om een definitieve oplossing te vinden, vooral met het oog op het verwerven van grond, die traditiegetrouw wordt verdeeld onder de zonen.
De bemiddelingspogingen zaten in het slop - tot Ali op het toneel verscheen. Ali was zijn halfbroer met wie hij in het opvangcentrum lief en leed had gedeeld. Ali vertrouwde hij. Het nieuwe voorstel was dat Okwera niet bij zijn moeder en stiefvader zou intrekken maar bij Nighty’s moeder in Omoro.
En dus stond Okwera die ochtend van 8 januari voor dag en dauw op. Hij wist niet wat hem te wachten stond. Hij had enkele kleren ingepakt in een koffer en was nerveus. De witte jeep van Women’s Advocay Network stopte voor het huis van zijn fostergezin en bracht hem naar Omoro. Het laatste eind moest hij te voet verder door het struikgewas.
Toen hij de hut naderde, kon hij zijn ogen niet geloven. De hele familie stond hem op te wachten. Zijn moeder, grootmoeder, broertjes, zus, ooms, tantes, neven en nichten, iedereen was er. Sommigen waren helemaal uit Bweyale gekomen om hem te verwelkomen.
Hij moest de gebruikelijke rituelen ondergaan, over een tak lopen en een ei breken, die hem moesten zuiveren van alle onheil. Het werd een groot feest, waarbij de ooms hem een lap grond schonken. Okwera kon zijn ogen niet afhouden van zijn jongere broer, Banya, aan wie hij vage herinneringen overhield. ‘Ik zal eindelijk een goed leven leiden,” was het enige wat hij kon zeggen.
Els De Temmerman