Getuigenis James Opoka
Ik werd ontvoerd op 19 januari 2002. Ik was toen 12 jaar en woonde in Pader. De rebellen vielen mijn huis binnen en ik werd zwaar geslagen. Ze bonden mij vast omdat ze me niet wilden dat ik zou proberen te ontsnappen.
Heel dikwijls heb ik gezien hoe andere ontvoerde kinderen werden geslagen en vermoord met stokken en messen. Ook ik werd verplicht aan zulke moordpartijen deel te nemen. Zelf kreeg ik stokslagen als een soort initiatie bij het rebellenleger. Ik kwam onder het bevel van Raska Lukweja. Ik vond hem een slechte commandant omdat hij er plezier in vond andere gevangenen te doden.
Ik kreeg een militaire opleiding en ze gaven me een AK-47. Ik werd meegenomen om te plunderen. Ik werd verplicht andere kinderen te ontvoeren en mensen te vermoorden die weigerden hun bezittingen af te geven.
In 2002 werd ik meegenomen naar Soedan, waar ik twee maanden bleef. Regelmatig werd ik ingesmeerd met sheanut-olie. Ze zeiden dat die olie ervoor zou zorgen dat ik terug zou ontvoerd worden als ik probeerde weg te lopen. Ik leed verschrikkelijk veel honger en dorst.
Op 7 november 2004 kreeg ik kogels in mijn been. Daardoor was mijn been gebroken. De rebellen probeerden nog de wonden te verzorgen door er heet water over te gieten maar de botsplinters zaten door het vlees. Ze hebben die er dan afgehakt en mij in de bush achtergelaten.